Vragenlijsten afnemen via videobellen

 

Sinds het coronavirus zich in Nederland heeft verspreid en de overheid half maart 2020 opriep tot sociale isolatie, zijn GGZ-aanbieders massaal overgestapt naar remote mogelijkheden zoals videobellen om zo hun cliënten toch te kunnen helpen. Idealiter bespreek je ook in deze omstandigheden de uitkomsten met cliënten in het kader van Routine Outcome Monitoring (ROM). Maar hoe gaat dat? Wat zijn de ervaringen met meten via videobellen? Hoe kun je dat het beste aanpakken?

 

Ik was nieuwsgierig naar wat er in de wetenschappelijke literatuur bekend is over de ervaringen met meten en bespreken van uitkomsten via videobellen. Specifiek over ROM en videobellen was niets te vinden. Wel vond ik een review en twee interessante artikelen waarin wat stond over het afnemen van vragenlijsten en beoordelingen voor diagnostiek of onderzoek. Ook deel ik een aantal tips uit masterclasses over behandelen met videobellen. Deze tips en handreikingen zijn ook toepasbaar op meten in de ggz.

 

Beoordelingen, interviews en tests
Over het algemeen is de conclusie dat (diagnostische) beoordelingen via videobellen gelijkwaardig zijn aan face to face beoordelingen (Chipps et al., 2012). Meer specifiek zijn er aanwijzingen over de Brief Psychiatric Rating Scale (BPRS), de Hamilton Depression Scale en de Positive and Negative Syndrome Scale (PANSS) dat afname via videobellen betrouwbare en valide waarnemingen kunnen opleveren (Chipps et al., 2012).

 

Ook interviews kunnen zo worden afgenomen. In een onderzoek naar een nieuwe aanpak voor een depressiebehandeling vond het hele klinische interview via videobellen plaats (Yeung et al., 2016). Het interview bevatte de MINI (Mini Internationaal Neuropsychiatrisch Interview) met vragen over overtuigingen over de aandoening, de medische en psychiatrische geschiedenis en psychosociale achtergrond. En dat beviel goed. Één van de aanbevelingen van de onderzoekers is dat dit gestructureerde interview goed uitgevoerd kan worden via videobellen.

 

Een ander voorbeeld komt uit de revalidatie van patiënten met niet-aangeboren hersenletsel. In een pilot onderzoek over begeleiding via videobellen werd de Canadian Occupational Performance Measure (COPM) via videobellen afgenomen, maar ook alle neuropsychologische tests (Ng et al., 2013). De onderzoekers beperkten zich wel tot verbale afnames en konden geen andere software gebruiken, maar het lukte om de Oral Trail Making Test en de Digit Span sub-test van de WAIS-III test af te nemen. Let wel op: de ervaringen waren positief (het lukte om de test af te nemen), maar er is niet onderzocht of de resultaten ook valide of betrouwbaar waren (Ng et al., 2013).

 

Vragenlijsten
In het genoemde onderzoek onder cliënten met niet-aangeboren hersenletsel werden ook vragenlijsten die oorspronkelijk gebruikt worden als zelf in te vullen vragenlijsten via videobellen afgenomen (Ng et al., 2013). Er zijn ervaringen met de Dysexecutive Questionnaire (DEX), de Flanagan’s Quality of Life Scale (QOL) en de Mayo-Portland Adaptability Inventory-4 Participation Index (MPAI-4-P). Ook hiervoor geldt de kanttekening dat het uitvoerbaar bleek, maar niet onderzocht is of de resultaten betrouwbaar en valide waren.

 

Praktisch/techniek
Het lukte dus om bovengenoemde vragenlijsten, tests en interviews af te nemen. En zoals de meeste therapeuten de afgelopen maanden ook hebben meegemaakt, cliënten lijken het gebruik van deze technologie te accepteren en te waarderen {Ng, 2013 #476;Chipps, 2012 #478}. Wel ervoeren diegene die de test of vragenlijsten moest afnemen beperkingen, met name bij klinische observaties. De context (omgeving, omstandigheden) is via videobellen niet in zijn geheel te zien, wat het maken van inschattingen kan bemoeilijken.

 

Zes tips voor meten via videobellen vertaald uit de behandelpraktijk
Hoe kun je het meten via videobellen nu zo goed mogelijk aanpakken? Welke tips zijn er uit alle ervaringen te halen? De beschreven onderzoeken bevatten helaas maar enkele concrete tips. Gelukkig is er veel te ‘lenen’ uit kennis en ervaringen met behandelen via videobellen. In een serie masterclasses over behandelen via videobellen (van de organisatie Ehealth Specialists) werden praktische tips gegeven, waarvan een aantal ook waardevol en toepasbaar zijn voor meten en beoordelen via videobellen binnen de GGZ:

 

  • Zorg beide voor een goede ‘privéruimte’ voor het videobellen. Bij voorkeur een aparte kamer, of als dat niet kan een apart hoekje met zomin mogelijk afleiding, bijvoorbeeld door huisgenoten. Dit geldt voor de cliënt, maar in de huidige omstandigheden uiteraard ook voor de therapeut. Cliënten zullen in dergelijke omstandigheden meer geneigd zijn zich te uiten en dat zal de kwaliteit van de meting ten goede komen;
  • Mocht een privéruimte niet lukken voor de cliënt, wees je er dan bewust van dat er huisgenoten zijn die het gesprek kunnen horen en dat dit gegeven de antwoorden op de vragen kan beïnvloeden. Je kunt vragen of de huisgenoten (tijdelijk) de ruimte kunnen verlaten, of proberen zelf zo min mogelijk persoonlijke informatie van de cliënt terug te koppelen in het interview;
  • Om de cliënt goed zichtbaar te hebben, kun je hem of haar vragen wat verder weg van de camera te zitten. Zo zie je niet alleen het gezicht, maar ook (delen van) het lichaam. Dit kan observaties ten goede komen;
  • Voor therapieën wordt aanbevolen om veel meer ‘verbaal present’ te zijn (door bijvoorbeeld vaker ‘hhmmm’ te zeggen), maar dit kan bij het afnemen van een interview of vragenlijst de cliënt ook stimuleren om meer betrokken te zijn en meer te vertellen;
  • Omdat je minder van de cliënt ziet (en de cliënt minder van jou), is psycho-educatie heel belangrijk. Dat geldt niet alleen voor de behandeling maar ook voor het afnemen van interviews of tests. Ook daarvoor zal een helder verhaal over waarom we dit allemaal doen en waarvoor de resultaten worden gebruikt ten goede komen aan de betrouwbaarheid en validiteit van de resultaten;
  • Last but not least: zorg voor voldoende bandbreedte en aansluiting via een internetkabel of zorg voor een goed wifi-signaal. Dit bepaalt de kwaliteit van de verbinding, en dus beeld en geluid. De kwaliteit moet hoog genoeg zijn, zodat je in staat bent om non-verbaal gedrag goed te kunnen zien. Dit is bijvoorbeeld in het geval van zoals tics of voor het waarnemen van afwijkingen en veranderingen in emoties belangrijk (Chipps et al., 2012). De bandbreedtes die in de besproken onderzoeken worden genoemd zijn relatief laag (met maxima van 768kbps), wat valt te verklaren uit dat de onderzoeken tussen de 4 en 8 jaar oud zijn (nieuwere onderzoeken over videobellen en meten in de GGZ waren niet te vinden). De verbindingen waren niet zo snel als nu en ook de beeldkwaliteit was minder goed. Momenteel is de aanbevolen bandbreedte voor videobellen 500 kbps tot 1,5 Mbps. Ik zou zeggen kies de hoogste die je kunt krijgen en die je je kunt veroorloven. Niets is vervelender dan haperend beeld en geluid.

Dit artikel gaat over het vaststellen van klachten en symptomen via videobellen. Daarin zijn ervaringen gebruikt uit wetenschappelijk onderzoek en van therapeuten uit de praktijk van videobellen. Weinig van deze tips en ervaringen kennen harde evidentie. Het is alles wat we op dit moment hebben kunnen vinden. We hopen dat deze informatie en tips je helpen om het onder deze omstandigheden zo goed mogelijk te doen voor je cliënten.

 

We vinden het natuurlijk interessant als je je ervaringen met ons deelt. Daarvoor vind je hier onze contactgegevens.

 

 

Literatuur:

  • Chipps, J., Brysiewicz, P., & Mars, M. (2012). Effectiveness and feasibility of telepsychiatry in resource constrained environments? A systematic review of the evidence. African Journal of Psychiatry (South Africa), 15(4), 235-243. https://doi.org/http://dx.doi.org/10.4314/ajpsy.v15i4.30
  • Ng, E. M. W., Polatajko, H. J., Marziali, E., Hunt, A., & Dawson, D. R. (2013). Telerehabilitation for addressing executive dysfunction after traumatic brain injury. Brain Injury, 27(5), 548-564. https://doi.org/http://dx.doi.org/10.3109/02699052.2013.766927
  • Yeung, A., Martinson, M. A., Baer, L., Chen, J., Clain, A., Williams, A., Chang, T. E., Trinh, N. H., Alpert, J. E., & Fava, M. (2016). The Effectiveness of Telepsychiatry-Based Culturally Sensitive Collaborative Treatment for Depressed Chinese American Immigrants: a Randomized Controlled Trial [Journal Article; Randomized Controlled Trial]. Journal of clinical psychiatry, 77(8), e996‐e1002. https://doi.org/10.4088/JCP.15m09952
Scroll naar boven