Vijf goede vragen over ROM-implementatie

 

Vorige week volgde ik een FIT Implementation course, waarin we de stappen doornamen die nodig zijn om Feedback Informed Treatment te implementeren. Wat was nou een echte eye-opener? Als van innovaties een aantal kenmerken duidelijk worden, dan vergroot dat de kans dat ze ook daadwerkelijk gebruikt gaan worden. Welke kenmerken zijn dat, wat moet je de potentiele gebruikers duidelijk maken als je enthousiast bent over FIT of een andere ROM-aanpak? Hieronder de vijf vragen die relevant zijn:

 

  1. Wat heb je er aan? (Relative advantage) > In hoeverre is het nieuwe idee of de werkwijze beter dan de bestaande? Het ontbreken van (feedback over) uitkomsten kan tot gevolg hebben dat er hoge drop-out rates zijn, of professionals en cliënten niet weten of de behandeling nou eigenlijk wel leidt tot verbetering. Het implementeren van uitkomsten feedback heeft dan als voordeel dat drop-out rates dalen en dat professionals en cliënten bekrachtigd worden bij succes (en gewaarschuwd worden bij het uitblijven daarvan).
  2. Past het bij de huidige werkwijze? (Compatibility) > In hoeverre past de nieuwe werkwijze bij wat we nu al doen, m.a.w. hoeven we de boel niet teveel om te gooien? Als er al evaluatiemomenten binnen de behandelingen zijn, dan past feedback over uitkomsten daar prima bij. Anderzijds, om elke sessie uitkomsten (en behandelrelatie) te evalueren, dat vergt dat een verandering.
  3. Is het een beetje te doen? (Complexity) > Innovaties die te complex zijn voor de mensen die het moeten uitvoeren, zullen stranden. Mensen zullen dus moeten worden getraind in het meten en terugkoppelen van uitkomsten, de materialen moeten makkelijk toegankelijk zijn en ze moeten steun bij elkaar kunnen vinden om ervaringen uit te wisselen.
  4. Kan ik het uitproberen? (Trialability) > Er moet ruimte zijn om te kunnen experimenteren met meten en feedback van uitkomsten, mensen moeten mogen ‘falen’, en hun teen in het water kunnen steken. Om te zien of het wat voor hen is, en wat er gebeurt als ze het doen. Dat betekent kleine pilot projecten waar weinig van afhangt, netwerken van mensen die het ook uitproberen en de aanwezigheid van vraagbaken waar mensen met opmerkingen en problemen terecht kunnen.
  5. Kan ik zien of en hoe het werkt? (Observability) > In hoeverre zichtbaar is of en hoe uitkomsten feedback werkt, maakt uit voor de implementatie. Hoe zichtbaarder (betere uitkomsten, minder drop-out, maar ook collega’s in -positieve- actie zien), hoe beter. Dus dat betekent: de deuren open; voor pilotprojecten, voor resultaten en data, maar ook voor voorbeelden en collega’s die de werkwijze willen delen.

Wat is nou het mooie van deze indeling, afkomstig uit Roger’s Diffusion of innovations? Dat is dat die voor elke organisatie kan verschillen, zelfs voor elk team of elke professional. Voor de één sluit uitkomsten meten helemaal niet aan op de huidige werkwijze, terwijl het voor de andere een kleine aanpassing is. Hetzelfde geldt voor de andere kenmerken, zoals bijvoorbeeld observability, de één kent een collega die regelmatig uitkomsten meet en terugkoppelt en kan zo doende makkelijk afkijken, terwijl de ander echt op zoek moet gaan naar voorbeelden.

 

Meer weten?

 

 

 

 

Scroll naar boven